Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn.
Het gelukkige ‘Maar’ n.a.v. 1 Korinthe 15 : 20
Geen Pasen…
Aan een predikant werd eens in een interview gevraagd: Als het geen Pasen geworden was, zou u dan nog kunnen preken? De predikant aarzelde even, en zei toen: Nou ja, je zou natuurlijk nog kunnen preken over de schepping en de voorzienigheid. Dat God voor je zorgt. En je zou kunnen preken over de leiding van God en over de hulp van God. De Bijbel is dik genoeg. Er blijft nog heel veel over. Op dat antwoord kwam nogal wat commentaar. Want Paulus is in zijn brief aan de Korinthiërs heel wat radicaler. In dit prachtige hoofdstuk over de opstanding zegt Paulus: Als het geen Pasen geweest was, dan zouden we helemaal niet meer kunnen preken. Want, zegt hij: “Als Christus niet opgewekt is, dan is onze prediking zonder inhoud, en dan is ook ons geloof zonder inhoud”. Als het geen Pasen geweest was, dan kun je net zo goed ophouden met preken, en dan heeft geloven geen enkele zin.
Te radicaal?
Is dat niet wat al te radicaal van Paulus? Je kunt toch inderdaad nog preken over de schepping en de voorzienigheid, en over de zorg van God, en noemt u maar op. Toch voel ik wel mee, wat Paulus hier zegt. Want als Christus niet zou zijn opgewekt, dan zou de dood toch nog het laatste woord hebben. En als Christus niet zou zijn opgewekt, dan zou dat betekenen dat Hij voor Zijn idealen gestorven zou zijn aan het kruis. En dat het kruis geen verzoening zou betekenen voor onze zonden. En hebben we dat niet het meeste nodig? Dat onze zonden verzoend worden? Een paar verzen verderop zegt Paulus: Als het geen Pasen geweest was, dan zouden we de meest beklagenswaardige zijn van alle mensen. Want dan zouden we toch nog verloren gaan.
Maar nu…
Maar dan roept Paulus het uit: “Maar nu…”. Dat is een gelukkig maar. Je hebt ook een ‘maar’, dat het voorgaande onderuit haalt. Het is wel een aardige man, maar…. En dan volgen er allerlei onaardige dingen. Hier is het een gelukkig ‘maar’. Want hier volgt er zo’n verrassende wending. “Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en Hij is de Eersteling geworden van degenen, die ontslapen zijn”. Inderdaad, Hij is de Eersteling. Hij is ons voorgegaan. Ons Hoofd is al boven water. En waar het Hoofd boven water is, daar volgt het lichaam op den duur vanzelf. Straks als Hij terugkomt, dan zal Hij ook onze graven openen, en dan zal Hij ook ons opwekken uit de dood. Luther kon dat zo mooi zeggen. Hij zegt: Het graf is als een slaapkamer. En straks als Christus wederkomt, dan zal Hij aan de deur van mijn graf kloppen, en dan zal Hij zeggen: dr. Martinus, sta op! .
Hoe zal dat zijn?
Maar hoe zal dat dan precies zijn? Want wat blijft er van een mens over? Daar zaten die mensen in Korinthe ook mee. Maar dan zegt Paulus: Daar hoef je niet over in te zitten. Want er zijn twee soorten lichamen. Er is een natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam. Het natuurlijk lichaam wordt gezaaid, en straks zal er een geestelijk lichaam worden opgewekt. Paulus zegt: Het is eigenlijk net als met een graankorreltje. Je stopt het in de grond en het sterft af, maar juist daaruit komt een prachtige aar met veel vruchten. Ons natuurlijk lichaam met al z’n zonden en gebreken moet sterven. Ons natuurlijk lichaam neigt telkens weer naar het kwade. En ons natuurlijk lichaam is ook veel te kwetsbaar. Het is bevattelijk voor allerlei ziekten en kwalen. Daarom moet het afsterven. Maar daarvoor in de plaats komt een geestelijk lichaam. Een lichaam, dat vol is van de Heilige Geest, zodat het niet meer neigt naar het kwade. En waarop allerlei ziekten geen vat meer hebben. Kunt u het zich voorstellen? Geen aanvechtingen meer en geen strijd. Nooit meer naar een dokter te hoeven. Nooit meer die enge gedachte van: Ik zou toch niet iets ergs hebben? Een dokter zei eens tegen me: Straks op de nieuwe aarde ben ik werkeloos. Nou ja, werkeloos. Ik denk, dat hij ander werk zal krijgen. Misschien wordt hij wel zanger in het grote koor, om God eeuwig te loven en te prijzen. In ieder geval zal hij zijn oude vak niet meer hoeven uit te oefenen. Dat had hij goed gezien. En is dat niet iets om naar uit te zien? Dat het leven weer echt goed zal worden? Kijk, dat is alles het gevolg van Pasen. Daarom is Pasen onmisbaar in een preek. En daarom is Pasen onmisbaar voor ons geloof. Inderdaad, als Jezus niet opgewekt zou zijn, dan zou heel ons geloof geen enkele zin hebben. En dan zou preken ook geen enkele zin hebben. Want dan zouden we elkaar niets te vertellen hebben.
Om Christus’ wil.
Ja maar, je zou dan toch nog wel kunnen preken over de schepping en over de voorzienigheid? Je zou toch nog kunnen preken over de zorg van God, en dat Hij onze Vader wil zijn? Zeker maar, dat is het hem nu juist. Hij wil onze Vader zijn om Christus’ wil. En om Christus’ wil; wíl Hij voor ons zorgen. Paulus zegt, dat Hij ons in Christus alle dingen wíl schenken. Daarom is Pasen het hart van het Evangelie.
Uitzicht!
Ja, Pasen vertelt ons van het open graf. En door dat open graf mogen we kijken naar een open hemel. Ja, we mogen zelfs verder kijken. Door dat open graf komen de eerste lichtstralen ons al tegemoet van de nieuwe aarde, waar geen dood en ellende meer zal zijn. Waar geen ziekte en strijd meer zal zijn. En waar alle tranen van onze ogen afgewist zullen worden. Dankzij Christus hebben we zoveel om naar uit te zien. Hem zij de lof en de dank in eeuwigheid.